Hij sprak over de onmiddellijke visuele waarneming van genoteerde muziek en verzekerde ons dat voor de kenner één blik op het schrift-beeld voldoende was om een beslissende indruk van de geest en de waarde van een compositie te krijgen.
Anderzijds beschreef hij ons het verrukkelijke genot dat alleen al het optische beeld van een partituur van Mozart het geoefende oog schonk, de helderheid van de dispositie, de fraaie verdeling van de instrumentengroepen, de spirituele, gevarieerde behandeling van de melodische lijn. Een dove, riep hij uit, zonder enige ervaring met klanken, zou van deze oogstrelende schouwspelen moeten genieten. ‘To hear with eyes belongs to love’s fine wit’, citeerde hij uit een sonnet van Shakespeare, en beweerde dat de componisten in de manuscripten van hun toonzettingen altijd geheime bedoelingen hadden gelegd die meer voor het lezende oog dan voor het oor bestemd waren.
Thomas Mann, uit Doctor Faustus (pagina 69)