Inleiding bij de opening van de tentoonstelling ‘Het Magisch Kwadraat II – #01 – #12’ van Elisabeth Müller uitgesproken door Jacob de Groot, theatermaker en tekstschrijver, 15 januari 2023.
Dit jaar twintig jaar geleden fietste ik voor het eerst naar het huis, tevens atelier van Elisabeth, om daar op maandagmiddag na school pianoles te krijgen. Een hond, een vleugel, de geur van olieverf, en een goed verhaal over waar ze nu mee bezig was. Dat waren de ingrediënten. Noem het de melodie. Hond, vleugel, verf, verhaal. Ik ben daar tien jaar blijven komen, elke maandagavond. Inmiddels kom ik iets minder vaak, en ook niet meer na school, en inmiddels heeft Elisabeth een andere hond, maar verder is er weinig veranderd. Eigenlijk zijn mijn bezoeken aan Elisabeth al twintig jaar variaties op eenzelfde thema. En daar wil ik het over hebben, de aard van variaties. Wat is een variatie eigenlijk?
Een fuga is een muziekstuk dat bestaat uit één thema, noem het de melodie, die wordt gevarieerd op verschillende toonhoogtes, waardoor andere, verborgen lagen in de melodie boven komen te liggen. In een fuga verandert de aard van de melodie niet, maar door de variaties worden andere lagen hoorbaar. Of, zo u wilt, zichtbaar.
De bekendste fuga’s in de geschiedenis zijn die van Johan Sebastian Bach, en wel de Wohltemperierte Klavier. 24 preludes en fuga’s, uitgevoerd in twaalf toonsoorten. En ja, Elisabeth heeft me deze ooit proberen te leren spelen. Haar lessen duurden officieel een half uur, in de regel zat ik denk ik meer dan een uur achter de vleugel. Inderdaad, er werd een half uur intensief piano gespeeld, noten bestudeerd, vingerzettingen gecorrigeerd, maar de rest van de tijd hadden we het over haar nieuwe werk, dus over beeld. En over taal, literatuur.
De tentoonstelling die we vandaag met zijn allen bezoeken is maar één deel van een driehoek. De andere twee zijden, de zijden die u niet ziet, zijn de muziek en de literatuur. Ik zou niet willen zeggen dat het werk geïnspireerd is op, omdat dat een soort vals lineair verband suggereert. Een beter woord is dat het werk schatplichtig is, schatplichtig aan Bach, schatplichtig aan de taal en de muziek. Ze zijn de andere kanten van de medaille, delen eenzelfde structuur. Een melodie, en een variatie.
De muziek is zoals al eerder benoemd de Wohltemperierte Klavier, de twaalf toonsoorten van Bach. De taal is ‘Jozef en zijn broers’, de grote roman van Thomas Mann over de oudtestamentische Jozef. Ik haar boek gebruikt Elisabeth citaten van Thomas Mann om iedere nieuwe toonsoort te introduceren. Met de gekozen citaten legt ze niet uit waarom of hoe dit werk tot stand is gekomen, maar legt ze eerder het mysterie van scheppen bloot, de frustratie en concentratie die erbij komt kijken, de humor die noodzakelijk is, en het feit dat iets scheppen soms geen antwoorden geeft, maar alleen maar meer vragen oproept. Ik citeer:
‘Het is heel wel mogelijk dat zulke geheime bekoorlijkheden toen al meteen een rol speelden bij de vroegste conceptie van het werk. Maar de vraag hoe ik tot deze archaïsche stofkeuze gekomen ben, is daarna niet beantwoord.’
Stofkeuze. Dat is het woord waarachter ik bleef hangen. Kijk om u heen. Vlakken, lijnen, kleuren. Twaalf groepen, waarin zeventig schilderijen zijn aangebracht. Wat wij zien, is Elisabeth’s stofkeuze, maar wat ze eigenlijk doet, is fuga’s componeren. Eindeloos variëren op een melodie, waardoor andere lagen boven komen te liggen. Lagen die je nog niet eerder had gezien, of vermoed.
De platte vraag die je dan kan stellen is: hoe ziet een Bes mineur er dan uit? Welke kleur heeft G groot? Die zwarte lijn, betekent dat een driekwartsmaat?
Zo werkt het niet. De overeenkomst zit hem in de structuur. Ieder werk dat hier hangt heeft een aanvang, een melodie, en een slotakkoord. Ze staan op zichzelf, maar zijn ook onderdeel van een grotere cyclus. Twaalf toonsoorten. Zeventig werken.
Nog een citaat van Thomas Mann:
‘Hevig verlangend naar nieuwe dingen. Deze formulering van een eigenschap is op geen enkel wezen zo toepasbaar als op de kunstenaar. … Het besef: ‘zoiets is nog nooit gedaan’ is de motor van al zijn vlijt.’
Dat klopt. Tegelijkertijd is het vreselijk moeilijk. Hoe doe je iets nieuws? Hoe creëer je een variatie, die nog nooit eerder heeft bestaan? Wat is de aard van een variatie eigenlijk?
HBO maakte een paar jaar geleden de serie Westworld, een science fiction serie over het scheppen van een machine die eruitziet en zich gedraagt als de perfecte mens. Eigenlijk is het een moderne versie van het verhaal van Prometheus, de Griekse god die volgens de mythologie de mens ooit in elkaar heeft geknutseld, door ons te boetseren uit de natte klei. In Westworld is de nieuwe Prometheus een architect, en hij vervaardigt de nieuwe mens niet uit klei, maar uit staal en siliconen. Hij creëert nieuwe wezens, geeft ze een karakter, een stem, een melodie. Toch blijven de wezens hol. Ze komen niet tot leven. Waarom? Omdat ze niet variëren. Ze gedragen zich zoals hij ze heeft bedacht, maar ontwikkelen zich niet verder. Er komen geen verborgen lagen bovendrijven, zoals de bedoeling is in een fuga. Op een dag vindt hij de oplossing, hij geeft zijn geliefde creaties een duwtje in de andere richting, en ze beginnen zich anders te gedragen dan verwacht. Ze beginnen te variëren.
Op dit moment komt een van zijn ontwerpers naar de architect toe, om hem te waarschuwen. Je hebt een fout gemaakt, zegt hij.
‘Een fout?’ antwoordt de architect. ‘Een fout is niets meer of minder dan een variatie die je niet aan had zien komen. Al het leven op aarde, de volledige evolutie, jijzelf, bent het productie van miljoenen fouten, eindeloze variaties op hetzelfde thema. Door variaties leren we, ontwikkelen we, zien we dingen die eerst verborgen voor ons bleven.’
Één van de afleveringen uit de serie heeft ook de titel: The well-tempered clavier. Daar is ie weer, onze vriend Bach. De makers van de serie snappen dus ook dat de robots waar ze het over hebben niets anders zijn dan fuga’s.
De variatie is de fout van de architect, de onverwachte afslag, de laag die boven is komen drijven. En dat zijn wij zelf ook. We zijn allemaal fuga’s, gewoon iets complexer opgebouwd.
Terug naar Elisabeth’s werk. Hoe begin je aan zoiets? Zoiets complex, iets met zoveel lagen? Daarvoor moeten we terug naar Mann.
Hij zegt, en terecht:
‘Beginnen is altijd vreselijk moeilijk. Totdat je je meester voelt over je onderwerp, totdat je de taal leert die dit onderwerp hanteert en je die ook zelf kunt hanteren, is veel streven en inspanning vereist. Maar wat ik van plan was, was zo nieuw en ongewoon, dat een kat nog nooit langer om de hete brij heen heeft gedraaid als in dit geval.’
Menig mens zal zich hierin herkennen. Zeker als je je bewust wordt op wat voor schouders je staat, welke grootheden je allemaal zijn voorgegaan.
De eerste zin uit het boek Jozef en zijn Broers is: Diep is de bron van het verleden. In die bron zitten namelijk de melodieën die we kennen, de makers die ons voor zijn gegaan, Bach, Mann, eindeloze variaties op bekende thema’s. We staan met onze voeten in die gapende bron, waarvan we niet weten hoe diep deze precies is, en dat kan behoorlijk intimiderend zijn. Maar dat is het niet. De diepte van de bron is niet waar we bang voor moeten zijn, veel beangstigender nog is het lege doek voor ons, de oneindige hoeveelheid aan mogelijkheden, de variaties die we nog niet kennen, de fouten die nog gemaakt moeten worden.
Elisabeth heeft me geleerd hoe geruststellend het kan zijn te beseffen hoe diep die bron is. Hoe iedereen altijd maar varieert op zaken die al bestaan. Na Bach hebben Chopin, Hindemith en Shostakovitsj elk ook een eigen cyclus gemaakt gebaseerd op de twaalf toonsoorten, bestaande uit – jawel – fuga’s. Mann heeft een romancyclus geschreven gebaseerd op volksverhalen die al bestonden vóór het begin van onze jaartelling.
Scheppen is een eenzaam proces, maar er is altijd iets waar je je op baseert, een bestaande melodie. Het enige wat je hoeft te doen is een andere afslag te nemen. Een fout te maken. Of het nou om schilderen, schrijven, muziek maken of zelfs gewoon leven gaat.
Dit kosmische mag misschien belachelijk klinken, mijn punt is dat Elisabeth, mij door haar werk, haar pianolessen, haar Bach, haar verhalen en boeken, zelfs door het opvoeden van een hond heeft geleerd dat alles wat we doen slechts variaties zijn op zaken die komen uit die diepe bron.
Dat vind ik geruststellend. Troostend zelfs. Niet alleen als maker, maar ook als mens. Want het maakt ons een stuk minder alleen. Zowel degene die het werk maakt, als de toeschouwer die ernaar mag kijken.
U dus.
Mocht u iets zien of ervaren vandaag wat u niet had verwacht, raak dan niet in paniek, want dan ervaart u waarschijnlijk de fout. Doe een stap terug, observeer hem geduldig, stel uw oordeel uit, zet niet alleen uw ogen open maar vooral ook uw oren.
En wees niet bang voor de dingen die u niet kent. Het zijn altijd variaties op dingen die u wel kent.
Als je je dat goed realiseert, wordt het een stuk aantrekkelijker om zo nu en dan een foutje te maken.
Jacob de Groot
theatermaker, oud-pianoleerling en vriend.