#09
Er bestaat een kenmerk voor het ingeschapen karakter van een werk, de categorie waarnaar het streeft, de opvatting die het stilletjes over zichzelf heeft: dat is de lectuur waaraan de schrijver tijdens het werk de voorkeur aan geeft en die hij als groot nut ervaart – waarbij ik niet denk aan zakelijke hulpbronnen en literatuurstudies, maar aan werken van de wereldliteratuur die hem zeer verwant lijken aan zijn eigen voornemen, voorbeelden waarvan de aanschouwing hem in goede stemming houdt en die hij nastreeft. Wat niet van dienst is, wat niet bij zijn werk past, niet ter zake doet, wordt op hygiënische afstand gehouden: het is op dat moment niet bevorderlijk en wordt verboden.
Thomas Mann, uit Jozef en zijn broers (pagina 22)